Vroeger dacht men dat sterren op een grote bol gekleefd waren. De Aarde zat in die bol en de sterren kwamen op en gingen onder. Deze sterren bleken een vaste positie te hebben en de Zon, Maan en planeten bewogen tussen de sterren in. Dit kan eenvoudig verklaard worden doordat de Aarde om haar eigen as draait waardoor het lijkt alsof de sterren op en onder gaan. Daarnaast draait de Aarde ook in een baan om de Zon waardoor het lijkt alsof de Zon doorheen de sterren door beweegt.
Sterrenbeelden
Het is eigen aan de mens om wonderbaarlijke dingen zoals de sterrenhemel te aanschouwen als een geschenk van iets of iemand of te vergelijken met dingen die gebeurd zijn. Sterren die op een vorm of een dier leken, kregen zo de meest wonderlijke namen. Uit deze fantasiebeelden werden uiteindelijk de sterrenbeelden geboren. Elke cultuur en elke beschaving gebruikte andere namen. Zo wordt het bekende sterrenbeeld 'Grote Beer' ook wel de 'Grote (Pol-)Lepel' of zelfs de 'Sauspan' genoemd.
De schijnbare helderheid van sterren aan de hemel
Niet alle sterren zijn ook even helder. Dat wist men in de oudheid ook al en men verdeelde de sterren uiteindelijk in klassen die sterrenkundigen ook wel 'magnitudes' noemen. De eerste klasse waren de helderste, sterren van de tweede klasse waren ietsje minder helderd en zo ging het verder tot klasse 6. Rond de 19de eeuw ging men dit systeem verbeteren. Men had gemerkt dat de sterren van klasse 6 honderd keer zwakker waren dan deze van klasse 1. Astronomen stelden vast dat het verschil van vijf magnitudes overeenkwam met een factor 100 in helderheid. Dus een ster van magnitude 11 is tien magnitudes minder helder dan een ster van magnitude 1. Als we voor elke 5 magnitudes met 100 moeten vermenigvuldigen is dat 100 X 100 = 10 000 keer zwakker. Door dit weet je de schijnbare helderheid van een ster, niet de helderheid zelf!