De Ringnevel, ook gekend als NGC 6720, dijt nog steeds uit aan een tempo van 0,3 boogseconden per halve eeuw. Dit betekend dat bij zijn ontdekking de nevel ruim 2" kleiner was dan nu het geval is. De afstand tot de nevel wordt geschat op 1 400 lichtjaar en de werkelijke diameter op 8 lichtmaand à 1 lichtjaar. Op fotografische opnames of in een telescoop is er een opvallende centrale opening zichtbaar. Dit komt doordat het gas zo heet is dat het voornamelijk UV-straling uitzendt en dus niet zichtbaar is voor het menselijk oog. De verschillende kleuren van de nevel worden veroorzaakt door de verschillende chemische elementen. Helium geeft blauw, zuurstof groen en koolstof rood licht. De centrale ster is een zogeheten 'witte dwerg'. Het overblijfsel van de ster heeft een oppervlaktetemperatuur van 90 000 K. Deze centrale ster licht de omliggende nevel op door de felle UV-straling die ze uitzendt.
Sterrenbeeld: Lyra
Magnitude: 8.2
Coördinaten:
- RA: 18h 53.6m
- DEC: +33° 02'
Geschiedenis
De astronoom Antoine Darquer ontdekte in het jaar 1779 voor het eerst de ringnevel met zijn 75 mm kijker. De Franse kometenjager Charles Messier observeerde M57 datzelfde jaar nog en beschreef het als "een ronde lichtvlek bestaande uit zeer zwakke sterren". William Herschel was de eerste die de centrale opening waarnam en noemde M57 dan ook "geperforeerd". Zijn zoon, John, beschreef het object als volgt "het centrale deel is gevuld met een nevel, zoals gaas over een hoepel gespannen". Ook Lord Rosse en D'Arrest deden gelijkaardige waarnemingen.
Waarnemen
De bekende Ringnevel is zeer eenvoudig op te zoeken. Dit object bevindt zich halverwege tussen de sterren Bèta en Gamma Lyra. Bij een lage vergroting verschijnt dan een wazig, onscherp sterretje in beeld. M57 opzoeken met een binoculair is een heel stuk uitdagender. Indien men een donkere hemel heeft, kan men proberen om dit wazig sterretje in beeld te krijgen. Een veel gebruikt hulpmiddel bij gevorderde amateurs is een OIII-filter. Deze filter verhoogt het contrast van deze planetaire nevel. Men bekijkt eerst het beeld zonder filter, daarna met filter. Bij de tweede stap zijn alle sterren een stuk minder helder geworden, behalve één; de planetaire nevel. Met een kleine telescoop is een middelmatige vergroting reeds genoeg om het ronde schijfje weer te geven. Bij hoge vergrotingen is eveneens de centrale opening zichtbaar. Enkel in zeer grote telescopen is de centrale ster van magnitude 14 te zien.
De indrukwekkende planetaire nevel M57 gezien door de Hubble Space Telescope - Foto: NASA / ESA