Alle planeten die rond de zon cirkelen draaien in dezelfde richting, dit tegen de klok in wanneer we dit bekijken over de noordpool van de zon. De duur van een omwenteling van een planeet in haar baan rond de zon heten we een jaar. De duur van een jaar is afhankelijk van de afstand van de zon, hoe verder deze van de zon bevindt, hoe langer de afstand is en ook hoe trager de snelheid is en is dus minder beïnvloed door de zwaartekracht van de zon.
De planeten draaien ook rond hun onzichtbare as rond hun centrum. De duur van één omwenteling van een planeet kennen we als een dag. Alle planeten draaien in tegen de wijzers in, behalve Venus die met de klok meedraait. Er is een grote variatie in de duur van een dag bij de verschillende planeten. Op Venus duurt een dag 243 dagen en een gasreus in enkele uren.
Planeten hebben ook een axiale variatie, de hellingshoek ten opzichte van het omloopvlak van de evenaar van de zon. Dit zorgt ervoor dat de hoeveelheid zonlicht die ontvangen wordt door elke hemisfeer varieert tijdens een jaar. Wanneer de noordelijke hemisfeer van de zon weg wijst, zal de zuidelijke hemisfeer naar de zonnekant wijzen en omgekeerd. Elke planeet heeft door deze hellingshoek seizoenen die het klimaat doen veranderen tijdens het jaar. Het punt waar de hemisfeer het verst van de zon is staat beter bekend als de zonnewende. Elke planeet heeft twee zonnewendes tijdens haar baan rond de zon, wanneer de noordelijke hemisfeer de zomerzonnewende heeft dan zal de dag het langste zijn; wanneer de zuidelijke hemisfeer haar winterzonnewende heeft dan zal de dag het kortst zijn. De hellingshoek van Jupiter is erg klein, de variaties in seizoenen zijn dan ook erg klein. Uranus heeft een erg grote hellingshoek en ligt als het ware op zijn zijde welke betekend dat elke hemisfeer zich ofwel in de duisternis bevindt of in zonlicht tijdens de zonnewendes.
Alle planeten hebben een atmosfeer wanneer hun grote massa sterk genoeg is om dankzij de zwaartekracht de gasdeeltjes dicht bij het oppervlak te houden. De grotere gasreuzen zijn massief genoeg om erg grote hoeveelheden van de lichte gassen zoals waterstof en helium dicht bij haar te houden. Bij kleinere planeten gaan deze gassen meestal wegdrijven in het heelal. De Aardse atmosfeer is ster kanders dan de andere planeten door de diverse levensprocessen die plaatsvinden. De atmosfeer van Mercurius is zo goed als volledig weggeblazen door de zonnewind.
Vele planeten hebben een natuurlijke satelliet die we manen niemen, onafhankelijk hun grootte. De gasreuzen hebben grote aantallen manen rond zich draaien. Vele gasreuzen hebben erg grote manen met gelijkaardige kenmerken als de Aardse planeten en dwergplaneten waarvan sommigen bestudeerd worden voor te zoeken naar sporen van leven.
Naam | Equatoriale diameter | Massa | Baanstraal (in AE) |
Baanperiode (in jaren) |
hellingshoek tov evenaar zon (in °) |
Excentriciteit van de baan | Dagen | Manen | Ringens | Atmosfeer | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aardse planeten | Mercurius | 0.39 | 0.06 | 0.39 | 0.24 | 3.38 | 0.206 | 58.64 | Geen | Nee | Minimaal |
Venus | 0.95 | 0.82 | 0.72 | 0.62 | 3.86 | 0.007 | -243.02 | Geen | Nee | CO2, N2 | |
Aarde | 1.00 | 1.00 | 1.00 | 1.00 | 7.25 | 0.017 | 1.00 | 1 | Nee | N2, O2 | |
Mars | 0.53 | 0.11 | 1.52 | 1.88 | 5.65 | 0.093 | 1.03 | 2 | Nee | CO2, N2 | |
Gasreuzen | Jupiter | 11.21 | 317.8 | 5.20 | 11.86 | 6.09 | 0.048 | 0.41 | 63 | Ja | H2, He |
Saturnus | 9.41 | 95.2 | 9.54 | 29.46 | 5.51 | 0.054 | 0.43 | 56 | Ja | H2, He | |
Uranus | 3.98 | 14.6 | 19.22 | 84.01 | 6.48 | 0.047 | -0.72 | 27 | Ja | H2, He | |
Neptunus | 3.81 | 17.2 | 30.06 | 164.8 | 6.43 | 0.009 | 0.67 | 13 | Ja | H2, He |