Als we op een donkere nacht boven ons heen kijken, zien we ongeveer in het centrum van de nachtelijke hemel een band waarin de sterren zeer dicht bij elkaar staan. Deze strook kennen we beter als de 'Melkweg'. Dit is het sterrenstelsel waar wij, de Aarde, deel van uitmaken. Sterrenstelsels zijn dus gebieden met grote verzamelingen van sterren en deze hebben vrijwel allemaal een spiraal-, schijf- of bolvormige structuur.
In deze stelsels bevinden zich niet enkel miljoenen sterren maar ondermeer ook gas- en stofnevels en donkere materie. Al deze sterren, stof en materie worden mooi bij elkaar gehouden door een eigen zwaartekracht. Net zoals sterren komen sterrenstelsels vrijwel zelden alleen voor. De meeste bevinden zich in groepen die bestaan uit verschillende stelsels die we ook wel 'clusters' noemen. Onze zon draait, samen met vele andere sterren, om het centrum van ons sterrenstelsel. De groep waarin ons sterrenstelsel zich in bevindt heet de 'Lokale Groep'. De diameter van sterrenstelsels kan variëren van enkele duizenden tot enkele honderdduizenden lichtjaren. Sterrenstelsels bevinden zich meestal ook op enkele miljoenen lichtjaren van elkaar. Volgens sommige schattingen zouden er in het universum 100 miljard sterrenstelsels bestaan en in verschillende van hen zou er zich in het centrum een enorm zwaar zwart gat bevinden.
Toen de Ierse astronoom Lord Rosse de nachtelijke hemel bestudeerde in de 19de eeuw, ontdekte hij enkele rare, nevelachtige objecten die hij later 'spiraalnevels' noemde. Hij was er zich echter niet van bewust dat deze spiraalnevels eigenlijk sterrenstelsels waren. Toch merkte hij op dat deze objecten een spiraalvormige structuur hadden. Edwin Hubble ontdekte in 1923 pas dat deze spiraalnevels sterrenstelsels waren. Hij ontwikkelde als eerste een systeem waarmee de verschillende soorten sterrenstelsels konden herkend en geclassificeerd worden. Zijn systeem was gebaseerd op de vorm van de sterrenstelsels. Hubble maakte onderscheid tussen de elliptische, spiraalvormige en balkspiraalvormige sterrenstelsels die hij met de letters E, S en SB classificeerde. Naast deze drie grote groepen bestaan er ook nog sterrenstelsels die geen vaste structuur hebben. Deze worden onregelmatige sterrenstelsels genoemd en krijgen de afkorting Ir.