Een emissienevel is een wolk van geïoniseerd gas (zoals een plasma) dat licht uitstraalt in diverse kleuren. De bron van deze ionisatie zijn hoog-energetische fotonen die door een nabije hete ster worden uitgestraald. Onder de verschillende soorten emissienevels bevinden zich de H II regio's waarin stervorming plaatsvindt en jonge massieve sterren er de bron zijn van de ioniserende fotonen.
Planetaire nevels, waarin een ster aan het einde van haar levensjaren de buitenste lagen afstoot met de blootgestelde hete kern die hen ioniseert. Meestal ioniseert een jonge ster een deel van dezelfde wolk waarin ze werd geboren. Enkel grote, hete sterren kunnen de vereiste hoeveelheid energie vrijgeven die een aanzienlijk deel van een wolk ioniseert. Meestal doet een gehele groep van jonge sterren het werk. De kleur van de nevel is afhankelijk van de chemische samenstelling en de hoeveelheid ionisatie. Door de hoge aanwezigheid van waterstof in interstellair gas en de lage energievereiste voor ionisatie, zijn vele emissienevels rood. Indien meer energie beschikbaar is, kunnen andere elementen geïoniseerd worden waardoor groene en blauwe nevels ook mogelijk zijn. Door het bestuderen van het spectrum van de nevels kunnen astronomen hun chemische samenstelling bepalen. De meeste emissienevels bevatten 90% waterstof. De overige elementen zijn helium, zuurstof, stikstof en anderen.
M20
Op de noordelijke hemisfeer zijn er enkele zeer opmerkelijke emissienevels zichtbaar:
- De Noord-Amerikanevel (NGC 7000)
- Veil nevel (NGC 6960/6992)
- Lagoon nevel (M8 - NGC 6523)
- Orionnevel (M42)
Emissienevels hebben meestal een donker gedeelte welke het resultaat is van stof dat het licht blokkeert. De combinatie van emissienevel en stofwolk geeft ons een interessant zicht op het object. Vele objecten krijgen dan ook de naam naar de vorm die ze voorstellen zoals de Noord-Amerikanevel en de Konusnevel.
Sommige nevels bestaan uit zowel reflectie als emissie gedeeltes zoals de Trifidnevel.