Dunne, hoge bewolking zoals cirrus en cirrostratus bevat vaak ijskristallen. Sommige van deze kristallen zijn horizontaal georiënteerd, andere zijn verticaal georiënteerd. Het zijn de horizontaal georiënteerde ijskristallen die zogenaamde 'bijzonnen' veroorzaken. In deze ijskristallen dringt zonlicht binnen en wanneer dit zonlicht binnendringt, wordt de zonnestraal van richting verandert.
De afbuiging van deze zonnestraal wordt veroorzaakt doordat ijs een dichter medium (geluid is het medium van lucht) bevat dan lucht, en daardoor de zonnestraal afbuigt. Hierdoor verschijnen er geleidelijk aan weerszijden van de zon, één of twee gekleurde vlekken met de kleuren van de regenboog waarbij het rode gedeelte naar de zon is gericht en het blauwe gedeelte naar de andere kant is gericht.
Ook belangrijk bij dit verschijnsel is de zonshoogte. Bij een lage zon zal de bijzon op ongeveer 22° van de zon verwijdert staan, waardoor deze de halo gedeeltelijk overdekt als er een halo te zien is. Bij een hoge zonnestand kleiner dan 45° zal de bijzon verder van de zon verwijdert staan. Dit heeft te maken met de hoek waarmee zonlicht invalt op het ijskristalletje. Bij een hoge zonnestand zal het zonlicht immers schuiner op de ijskristallen van de cirrus en cirrostratus invallen. Wanneer de zon zich aan de hemel hoger dan 45 booggraden bevindt, zal er geen bijzon of parhelium zichtbaar zijn. Ook rond de maan kan dit verschijnsel ontstaan, alleen zijn dergelijke bijmanen of parselenae veel zeldzamer dan gewone bijzonnen.