In het begin van de zeventiende eeuw begon de ontwikkeling van de telescoop als een wetenschappelijk instrument dat een nieuw venster bood op het universum. In 1609 werd de Italiaanse natuurkundige Galileo Galilei (1564-1642) de eerste astronoom om objecten aan de nachtelijke hemel met een telescoop te bestuderen. Hij deed waarnemingen van kraters op de Maan, de schijngestalten van de planeet Venus en ontdekte de vier grote manen van Jupiter; Io, Europa, Ganymedes en Callisto.
Zijn waarnemingen bevestigden het heliocentrisch model van het zonnestelsel, omschreven door de Poolse sterrenkundige Nicolaus Copernicus (1473-1543) in zijn geruchtmakend boek “De Revolutionibus Orbium Coelestium” (De omwentelingen van de hemelbanen). Op deze manier begon een wetenschappelijke zoektocht, waarmee de mensheid uiteindelijk de nietigheid beseft van onze blauwe planeet in het onmetelijke universum.
De auteur nabij de 2 382 meter hoog gelegen NOT op de ORM sterrenwacht van het
Canarische eiland La Palma - Foto: Philip Corneille
De pioniers van de Europese sterrenkunde hadden af te rekenen met het matig klimaat en astronomen zoals Isaac Newton (1642-1727) en Edmond Halley (1656-1742) beseften dat een hoge en droge locatie op een bergtop wellicht de beste observatiepost kon bieden. In 1856 is de Schotse “Astronomer Royal” Charles Piazzi Smyth (1819-1900) de eerste sterrenkundige om de Canarische eilanden, een Spaanse kolonie sinds 1495, uit te testen als observatie plaats. Vanaf een 3300 m hoog gelegen geïmproviseerde waarnemingspost op de 3700 m hoge Teide vulkaan van het eiland Tenerife, maakte hij gebruik van een 9 cm sheepshanks refractor (lenzenkijker) om de plaatselijke meteorologische omstandigheden te evalueren. Smyth was enorm enthousiast en zijn bevindingen werden door de Franse astro-fotograaf Jean Mascart (1872-1935) bevestigd tijdens diens observaties van de komeet van Halley in mei 1910.
Medio de jaren '60 werd het duidelijk dat het subtropisch klimaat (met veel Zonuren) van de Canarische eilanden een ideale waarnemingsplaats kon bieden. Op het Teide observatorium (Tenerife: latitude 28°.3 hoogte 2390m) werd in 1964 de allereerste permanente telescoop opgericht ter observatie van het zodiakaal licht, de nachtelijke Zonlichtgloed ter hoogte van de dierenriem. Na het testen van de site omstandigheden voor de Zweedse 0,98 m Solar Telescope en de Britse 2,54 m Isaac Newton reflector (spiegeltelescoop) werd het Roque de los Muchachos observatorium (ORM) (La Palma: 28°.4 latitude hoogte 2400m) in 1979 operationeel. Beide observatoria op de Canarische eilanden worden beheerd door het Instituto de Astrofisica de Canarias (IAC). Het eiland La Palma bleek op één na de beste waarnemingsplek in het Noordelijke halfrond en sinds 1988 is de “Sky Law” van kracht, waardoor de bewoners werden gesensibiliseerd om lichtvervuiling te voorkomen en waardoor tevens alle luchtverkeer (condenssporen) boven het ORM werd verboden. Dankzij deze uitzonderlijke omstandigheden werd het ORM – Observatorio Norte Europeo (Europese Noordelijke sterrenwacht) een walhalla voor astronomen waardoor diverse universiteiten er een stekje trachtten te bemachtigen. In 1984 werd de Nordic Optical Telescope Scientific Association (NOTSA) opgericht door wetenschappers uit Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden, teneinde de financiële, administratieve en operationele planning te verwezenlijken voor de bouw van een 3 m klasse telescoop. In 1985 begon een team van professoren en studenten met een geotechnisch en meteorologisch site onderzoek om een gedetailleerd rapport van de locale omstandigheden op de waarnemingsplek voor te leggen aan de wetenschappelijke raad. In 1986 werd het contract getekend tussen NOTSA en IAC voor de bouw van een observatorium met een 2,56 m reflector (spiegeltelescoop).
De 43 ton zware 2,56 m Nordic Optical Telescope in z’n alt-azimutale
montering - Foto: Philip Corneille
Gezien de NOT sterrenwacht op een helling, 2382 m boven zeeniveau, werd geplaatst, hield men bij het ontwerpen en bouwen vooral rekening met het beschermen van de telescoop tegen windsnelheden tot 225 km/u, de strenge weersomstandigheden en het elimineren van warme luchtstromingen in de 11 m wijde stalen koepel. Het klassiek ogende gebouw telt 4 etages; kelder, werkvloer, intermediaire valse vloer en de waarnemingsplaats. De funderingen voor het gebouw en voor de telescoop montering zitten gescheiden vervat in de rotsachtige ondergrond. De werkvloer omvat een elektronica ruimte met alle controle apparatuur, een kamertje met alle koelingapparatuur/air conditioning, een magazijn en de geïsoleerde controlekamer met plaats voor maximum 4 personen. De intermediaire valse vloer is 1,5 m hoog en speelt een belangrijke rol bij de thermische controle van het gehele gebouw. Deze “heat trap” verdieping biedt tevens toegang tot de hydraulische lagers van de 43 ton zware telescoop. De waarnemingsplaats beschikt over een kraan om de spiegels uit het gebouw te transporteren naar de werkplaats van de 4.20 m Herschel telescoop, voor de twee jaarlijkse aluminisering. Het bovenste gedeelte van het gebouw draait mee met de telescoop en het geheel werd afgewerkt met 7 mm dikke aluminium beplating.De astronomen en de technici beschikken over een klein bijgebouw met klaslokalen en slaapruimtes dat 85 m benedenwind van de NOT staat en een garagebox omvat de nodige stroomvoorzieningen. De Scandinavische astronomen kozen voor de Nordic Optical Telescope (NOT) een Ritchey-Chrétien (f/2) reflector met een 1925 kg zware primaire spiegel van 2,56 m (M1 vervaardigd uit Zerodur) en een 35 kg secondaire spiegel (M2) met een diameter van 0,51 m. De centrale opening in de hyperbolische hoofdspiegel meet 0,340 m.
De 6800 kg zware optische tube van de NOT zit op een alt-azimutale montering en het 7 m hoge beweegbare gedeelte van de telescoop weegt zo’n 35 ton! De installatie en justering van de optiek werd verzorgd door het Tuorla optisch laboratorium in Finland en de NOT zag “First light” in 1988. De telescoop wordt voor 75% van de tijd gebruikt door Scandinavische astronomen en 20% tijd is gereserveerd voor de Spaanse astronomen en 5% voor internationale teams. In 1997 vervoegde de universiteit van IJsland het NOT project. De NOT is uitgerust met zichtbaar licht en nabije infrarood optische instrumenten en kan waarnemingen verrichten tot 6° boven de horizon, waardoor het mogelijk is de planeten Mercurius en Venus te bestuderen wanneer deze laag aan de nachtelijke hemel staan.
De voornaamste instrumenten zijn de Andalucia Faint Object Spectrograph & Camera (ALFOSC) en de Fiber Echelle Spectrograph (FIES). Een spectrograaf splitst het licht op in spectraallijnen, waardoor informatie wordt bekomen over de chemische samenstelling van sterren. Naast deze instrumenten beschikt de telescoop over 4 camera’s; NOTCam, MOSCA een 2048 X 2048 pixel mosaic camera en StanCAM een 1024 X 1024 stand-by camera aan de folded casegrain focus. De calibratie software voor de instrumenten alsook de noodzaak aan moderne CCD (Charge Coupled Device) elektronische licht sensoren, wordt op tweejaarlijkse basis geëvalueerd. In 2009, tijdens het internationale jaar van de sterrenkunde, werd door het Europese telescoop strategie comité een fusie voorgesteld van de voornaamste telescopen in een Common Northern Observatory. Dit kaderde in de OPTICON en ASTRONET roadmap om het gebruik van Europese telescopen op een kost-effectieve te optimaliseren en de wetenschappelijke activiteiten te coördineren. Bovendien krijgt de digitale archivering van wetenschappelijke gegevens steeds meer aandacht en data bekomen met de NOT wordt opgeslagen in databanken van het Centro de Astrofisica La Palma (CALP) en International Virtual Observatory Alliance (IVOA). Het op deze manier beschikbaar maken van astronomische data leidde tot een nieuwe generatie van e-Science sterrenkundigen die de databanken exploiteren op nieuwe ontdekkingen.
Last but not least speelt de NOT een uiterst belangrijke rol bij het opleiden van jonge astronomen die praktijk ervaring opdoen op 2.5 m klasse apparatuur alvorens over te stappen op grotere telescopen. Elk jaar werken een 5-tal MSc of PhD studenten aan hun thesis in ruil voor steun aan andere projecten. http://www.not.iac.es/